Inspraak Statencommissie ruimtelijke ordening en milieu
Ruimtelijke verordening Gelderland: Een uitdaging!
In de Volkskrant van vrijdag 11 september stond een kort berichtje over de uitkomst van een enquête van TNS-NIPO in opdracht van Natuurmonumenten.
Volgens dat bericht vindt van de ondervraagden:
88% dat het geplande netwerk van aaneengesloten natuurgebieden op tijd af moet zijn om uitsterven van planten en dieren te voorkomen;
70% vindt het huidige areaal natuur in Nederland te klein.
Cijfers die overeenkomen met cijfers uit 2002 en 2004. Reden voor Natuurmonumenten om de campagne te voeren: “ Op de banken voor meer natuur”.
De uitkomst van de enquête geeft aan dat “natuur en landschap” hoog scoort, en dat er een schepje bij moet boven al de inspanningen die al worden verricht. De bevoegdheden tussen rijk, provincie en gemeente op het gebied van de ruimtelijke ordening zijn inmiddels drastisch gewijzigd. In dit huis weet u dat als geen ander. De provincie is haar spilfunctie in het ruimtelijk beleid ontnomen. Die komt nu toe aan de gemeente.
Gemeenten zijn gewikkeld in felle onderlinge concurrentiestrijd. Groei van een gemeente loont voor bestuurders en de stad. Groei is het vliegwiel voor weer nieuwe ontwikkelingen. Zo worden gemeenten gestimuleerd de grenzen op te zoeken naar het optimaal mogelijke aan nieuwe ontwikkelingen. Het landschap spreekt en klaagt aan. Een aaneenrijging van bedrijventerreinen, stadsuibreidingen, nieuwe wegen, ziekenhuizen, scholen aan de randen van de bebouwing. En dat is nog gebeurd in een tijd, waarin het gereedschapskistje van de provincie op het terrein van de ruimtelijke ordening nog in tact was.
Natuurlijk er zijn de Natura 2000 gebieden, er is de Ecologische hoofdstructuur. Er is het beleid om de afzonderlijke natuurgebieden onderling te verbinden ter versterking van flora en fauna . De provincie Gelderland steekt miljoenen in het project Beekbergse Poort.
Maar toont dat niet dat we er niet gerust op zijn, dat we weten dat de druk van buitenaf op die gebieden extreem is, dat we weten dat tal van flora- en faunasoorten in die Natura 2000 gebieden het niet redden? We grijpen naar het middel om de afzonderlijke natuurgebieden met elkaar te verbinden . Dat middel spreekt aan, het schept, doet iets tastbaars ontstaan, het is een project een banier waaronder we ons kunnen scharen in de strijd om het behoud van de natuur. Maar diep in ons hart weten we dat er meer moet gebeuren. Een natuurgebied, groot of klei n, wordt immers omringd door gebieden met andere gebruiksfuncties. Soms geeft dat bestaande gebruik nog een ondersteuning aan het natuurgebied, dan weer staat het op gespannen voet, waarbij de gradaties enorm zijn.
Zoals we weten, dat land beschermd moet worden tegen water, weten we in ons hart ook dat flora en fauna in natuurgebieden bescherming behoeven door middel van aangrenzende gebieden. Zoals we in het beleid tegen het water buffers inzetten om de druk op kwetsbare gebieden elders te verminderen is het noodzaak om de druk op natuurgebieden te weerstaan door een brede bufferzone met functies en gebruik die zo mogelijk het aangrenzende natuurgebied ondersteunen en met in ieder geval geen zo gering mogelijke nadelige effecten voor flora en fauna in het aangrenzende natuurgebied. Ook visueel dient die bufferzone het natuurgebied in zijn volle luister in het landschap te laten schitteren. Het natuurgebied moet ons wenken, betoveren , overweldigen en ons ego tot normale proporties terugbrengen.
Het aaneensmeden van natuurgebieden is een wijkend perspectief en schiet zijn doel voorbij als niet tegelijkertijd een bescherming geboden wordt aan de directe omgeving van die natuurgebieden. Dat zien we geïllustreerd door de ontwikkelingen op de Konijnenkamp en het Spelderholt in Beekbergen. Het omgevingsgebied biedt thans volop ondersteuning aan het aangrenzende Natura 2000 gebied. Met een relatief betrekkelijke inzet aan financiële middelen kan dat zo blijven en kan dat gebied gevrijwaard worden van grootschalige ontwikkelingen, die de flora en fauna in het Natura 2000 aantasten.
De afdeling rechtspraak zal een oordeel moeten vellen over het aangevoerde argument van natuurwinst dat ten grondslag ligt aan de verplaatsing van de manege Riant. Los daarvan levert die natuurwinst op: een anderhalf keer zo grote manege, een hotel en horecafunctie, 12 villa’s in het Spelderholt, een appartementencomplex van minimaal 15 appartementen van een ongekende omvang, vier villa’s aan de Bruggelerweg. Al die bebouwing zou noodzakelijk zijn om verplaatsing van de manege mogelijk te maken. Los van de concrete situatie zijn dat ontwikkelingen die aan de randen van een Natura 2000 gebied geen regel , en ook geen uitzondering moeten worden. Maar het geeft aan hoezeer gemeenten de grenzen opzoeken, zelfs een gemeente die een groenmanifest ondertekent.
Toch kunt u als provinciale staten het wal keren. U kunt ernst maken met de daadwerkelijke bescherming van natuurgebieden door krachtens artikel 4.1 van de Wet ruimtelijke ordening regels te stellen omtrent de inhoud van bestemmingsplannen die grenzen aan een natuurgebied. Op die wijze kunt u bewerkstelligen dat er bufferzones komen, die het aanpalende natuurgebied ondersteunen. De wetgever heeft u een instrument in handen gegeven. In dit geval gaat de analyse van Marc Chavannes niet op.
Om die reden vraagt de SBNE u met klem de voorliggende Ruimtelijke Verordening Gelderland (Voorontwerp GS 29 juni 2009) zodanig te wijzigen dat er ook regels gesteld worden omtrent de inhoud van bestemmingsplannen, die geheel of gedeeltelijk grenzen aan een Natura 2000 gebied.
Regels met het doel versterking van de directe omgeving van een Natura 2000 gebied tot een bufferzone dat een positieve bijdrage levert aan het aangrenzende Natura 2000 gebied.
Regels die nieuwe ontwikkelingen op grote schaal en intensivering van bebouwing in de bufferzone tegengaan , het landschap visueel in tact laten en versterken als leefgebied voor flora en fauna dat op zijn beurt de flora en fauna versterkt van het Natura 2000 gebied. Gebieden die ingezet kunnen worden voor biologische landbouw en veeteelt.
En voor alle duidelijkheid. Een zoekzone wonen en werken naast een Natura 2000 is ongerijmd. Zo’n zoekzone is te vergelijken met het ondergraven van een waterkering. De bescherming wordt losgelaten. Indien u als provinciale staten wat betreft bouwen de zoekzones wonen en werken gelijkschakelt met bestaande bebouwing, zoals wordt voorgesteld in artikel 20, eerste lid, van de conceptverordening bent u als de tovenaarsleerling die de verkeerde fles ontkurkt. De SBNE vraagt u de woorden “en de zoekzones wonen en werken ” te doen vervallen. Zoekzones zijn niet gelijk te stellen met bestaand bebouwd gebied . Door de voorgestelde gelijkschakeling in artikel 20 wordt het provinciaal beleid ten aanzien van zoekzones op zijn kop gezet. In plaats van onderzoek naar de haalbaarheid en wenselijkheid van versterking van wonen en werken in de zoekzones worden door de voorgestelde regelgeving op grote schaal bouwrechten gecreeërd voor woningen en bedrijvenparken op grote schaal . En vrijbrief voor allerlei ongewenste ontwikkelingen.
De SBNE doet u de suggestie om op korte termijn een werkbezoek te brengen aan de gebieden grenzend aan natuurgebieden. Die indrukken zullen u stimuleren ernst te maken met het zo spoedig mogelijk vaststellen van een dergelijke voorschriften in de verordening. En voor alle duidelijkheid het gaat niet alleen om de Konijnenkamp en het Spelderholt, het gaat om veel meer. Doet u op uw toer de Konijnenkamp en het Spelderholt aan, dan zal de SBNE graag uw gastvrouw zijn.
Voor de SBNE gaat de provincie leven als u deze handschoen oppakt. Aan de andere kant de SBNE zal het niet bij dit eenmalige pleidooi laten.