Voor het eerst is op grote schaal onderzocht hoe het staat met de kwaliteit van de bodem van
natuurgebieden in Gelderland. Daaruit bleek dat in vrijwel alle gebieden ten minste een van de
onderzochte kwaliteitskenmerken (zuurgraad, voedselrijkdom, grondwaterstand) onvoldoende is om de
plantendiversiteit te waarborgen. Met uitzondering van het Korenburgerveen geldt voor alle Natura 2000-
gebieden, ook voor de Veluwe, dat de kwaliteitseisen niet gehaald worden.
Alterra, onderdeel van de Wageningen UR, heeft in opdracht van de provincie de abiotische kwaliteit van de bodem van alle Gelderse Natura 2000-gebieden onderzocht. Zonder ingrepen blijken de eisen die aan deze gebieden worden gesteld niet gehaald te worden. De provincie had al wel een globaal beeld van de effecten van de jarenlange hoge stikstofdepositie en de verdroging, maar tot nu toe ontbrak onderbouwend onderzoek. Zowel
voor Alterra als voor de provincie waren de resultaten toch nog opzienbarend. Onderzoeker Wieger Wamelink:
“Ik durf het best vrij schokkend te noemen. Het was al wel bekend dat verzuring en vermesting hun tol eisen, maar het is voor het eerst dat de situatie op zo’n grote schaal kwantitatief in beeld is gebracht. Naast problemen met de hoeveelheid stikstof in de bodem (te veel) en de zuurgraad (te zuur), ontdekten we ook problemen met de beschikbaarheid van fosfaat (te veel) en calcium (te weinig). Deze problemen waren tot op heden voor bijvoorbeeld de Veluwe niet bekend.”
Wat nu? In het kader van de Natura 2000-overeenkomst is Nederland verplicht een goede instandhouding van deze gebieden te waarborgen. Wieger Wamelink: “Dat gaat onder de huidige omstandigheden niet lukken. Het lijkt onvermijdelijk dat er ingegrepen moet worden. De vraag is hoe. Het teveel aan nutriënten in de bodem is bijvoorbeeld op te lossen door plaggen, maar dat heeft ook een aantal nadelen, zeker in bossen. Het verhogen van de grondwaterstand is een mogelijkheid, maar kan overlast veroorzaken. Het tekort aan calcium kan worden opgelost door bekalken, maar op de schaal van de Veluwe is dat niet gemakkelijk. Onbekend is nog wat de effecten zijn van ingrepen op zo’n grote schaal. Een andere oplossing is om te streven naar andere vegetatietypen, bijvoorbeeld een droge heide in plaats van een natte heide. Dit kan echter conflicteren met de doelstellingen die er voor elk vegetatietype op dit moment zijn.”
De problemen met de fosfaatbeschikbaarheid (teveel) worden waarschijnlijk veroorzaakt door het verleden van de Veluwe. Van natte gebieden was al bekend dat fosfaat een probleem kan veroorzaken, maar van droge zoals de Veluwe niet. Toen de doelstelling voor de Veluwe nog voornamelijk bosbouw was, is er bosbemesting toegepast om het bos sneller te laten groeien en zo een hogere opbrengst te krijgen. De bemesting is onder andere uitgevoerd met fosfaat. En dit fosfaat zit waarschijnlijk nog steeds in de bodem. Nu de doelstelling van de Veluwe is veranderd, van bosbouw naar natuur, levert dit fosfaat in de bodem problemen op.
De problemen van het calcium (te weinig) zijn van een heel andere aard. Calcium is een belangrijke voedingsstof voor planten en het helpt de zuurgraad van de bodem op peil te houden. Door de zure regen uit het verleden is het calcium als het ware opgelost en daardoor met het water naar diepere bodemlagen gespoeld. Daar is het niet meer bereikbaar voor de planten en het helpt niet meer om de zuurgraad in de bovenste bodemlaag, waar de plantenwortels zitten, op peil te houden. Verzuring van de bodem is het gevolg, waardoor uiteindelijk veel zeldzame soorten zullen verdwijnen, tenzij er op tijd herstelmaatregelen worden uitgevoerd. De provincie heeft daar op beperkte schaal al subsidie voor gegeven. Wieger Wamelink concludeert tot slot: “Duidelijk is dat voor het realiseren van gezonde natuur, dus natuur met een gunstige staat van instandhouding, op grote schaal bodemherstelprojecten nodig zijn.”
Bron: Alterra